Na Boys Won’t Be Boys worden we als publiek namens het Jonge Harten-team verzocht om eens op een andere manier na te praten over de voorstelling. Vaak voelen we namelijk de behoefte om onze ervaringen om te zetten in meningen. Om onszelf in een… ja een… hokje te plaatsen. We zeggen dan ‘ik vind het goed’ of ‘ik vind het slecht’. Maar ik vind dat moeilijk. Ik vind bijna nooit meer wat. Vroeger vond ik wel veel dingen. En dan hoopte ik dat andere mensen hetzelfde vonden. Maar dat is vermoeiend. Ik wil niet meer vinden, ik wil zoeken.
‘Boys Won’t Be Boys is een voorstelling en maatschappelijke beweging die een diverse groep jongens en mannen samenbrengt’, lees ik op het kaartje dat op mijn stoel is neergelegd. Ik word tijdens de voorstelling ontroerd door een kersverse vader die zijn nieuwe ervaringen omzet in prachtige liedjes. Ik voel me gemotiveerd door de spoken word artiest die zichzelf en anderen aanspreekt op het vrouwbeeld. Ik word vrolijk van de teksten en de uitstraling van Rikkert van Huisstede. Ik word muisstil van de dans, de muziek, de verhalen. Ik bewonder de performer die het voor elkaar krijgt zonder tekst niets dan herkenbaarheid uit te beelden door heen en weer te lopen. Ik bewonder eigenlijk iedereen.
“Iets wat echt is, vind ik niet goed of slecht”
Het is denk ik gewoon moeilijk om over Boys Won’t Be Boys te spreken in termen van goed en slecht. Iets wat echt is, vind ik niet goed of slecht. Boys Won’t Be Boys zijn echte verhalen van echte mensen. Het enige wat ze doen is me meenemen en me aanspreken op mijn emoties, mijn ervaringen en mijn dromen. Ik word bijvoorbeeld meegenomen naar mijn jeugd. Ontboezemingen tijdens de voorstelling over je anders voelen als kind en als volwassene doen me denken aan hoe ik juist mijn hele leven al vind dat ik mannelijk ben. En dan dus vooral niet vrouwelijk genoeg. Op de een of andere manier vond ik dat vroeger heel fijn maar maakt het me nu soms onzeker.
“Ik word meegenomen naar alle mannen die ik liefheb, lief heb gehad of juist niet”
Het thema mannelijkheid doet me ook denken aan mijn oudere broers. Aan mijn vader. Aan mijn relatie met mijn oudere broers en mijn vader. Aan de relatie van mijn broer met mijn broer en die van mijn broers met mijn vader. Ik word meegenomen naar alle mannen die ik liefheb, lief heb gehad of juist niet. Ik denk aan alle uiteenlopende karakters en eigenschappen die ze bezitten. Is het dankzij of ondanks dat, dat ik ze als mannen zie? Wat maakt de man? Het maakt me eigenlijk niet zoveel uit, kom ik achter.
Ik denk aan alle gesprekken die ik over thema’s als ‘gender’, ‘feminisme’ en ‘vrijheid’ heb gevoerd. Soms ben ik bang dat het bij praten blijft. Dat iedereen op den duur prima in woorden kan uitdrukken wat we vinden, maar dat we toch vastgeroest zitten in ons eeuwenoude gedrag en onze denkwijze. Maatschappelijke verandering lijkt soms zo tergend langzaam te gaan. Maar dan kom ik bij een voorstelling als Boys Won’t Be Boys en dan zie ik zoveel prachtige mensen die durven te praten, te dansen, te zingen, zichzelf te zijn en dan ben ik een beetje minder bang.
Choose your battles