Ik heb er een paar dagen voor nodig gehad om een stukje te kunnen schrijven over Niemand Is Hier Eenzaam. Ik merkte dat ik bepaalde aspecten van het stuk confronterend vond.
Niemand Is Hier Eenzaam is een locatietheatervoorstelling ontstaan uit een samenwerking tussen PeerGroup en Jonge Harten. Het speelt zich af in een bejaardentehuis waar allerlei oude vrienden wonen van de al decennia geleden overleden Raf. Zij weten niet dat hun oude vriend nog rondwaart in het tehuis en in staat is naar hun gedachten te luisteren. Ook wij mogen meeluisteren naar de gedachten van zijn oude vrienden door middel van een koptelefoon. Raf vertelt ons daarnaast over zijn gevoelens als jonge jongen die hij had vlak voordat hij overleed: gevoelens van eenzaamheid, verliefdheid en frustratie.
“Wat me grijpt, is de echte wereld op dat moment”
Tot zover niets confronterends. Hoewel ik het spel overtuigend genoeg vond, word ik niet per se meegenomen of ontroerd door de spelers. Misschien komt dat, omdat ik hun gezichtsuitdrukkingen net niet goed kan zien of misschien, omdat ik ondertussen wordt ‘afgeleid’; wat me grijpt, is de echte wereld op dat moment. De echte wereld die rondom het toneel gewoon doorgaat. Het is natuurlijk niet voor niets locatietheater: alles draagt bij aan het stuk. Ik vond dat heel subtiel en intiem overkomen, niet geforceerd. Ik zie verzorgers en bewoners die in en uit lopen, hun werk doen, hun leven leiden. Tijdens het stuk heb ik veel tijd om na te denken over het leven in het tehuis. Hoeveel mensen wonen hier? Wonen ze hier vrijwillig? Wonen ze samen of alleen? Wat doen ze de hele dag? Ik ga me inbeelden dat ik er woon. Dat ik die vrouw ben die daar door de schuifdeuren schuifelt of die man die een kaartspelletje speelt aan tafel. Hoe zou het voelen als je ineens niet meer zelf kan bepalen wat je allemaal doet op een dag, als je vrienden overlijden, als je geliefde overlijdt? Als je familie druk bezig is met het leiden van hun eigen leven?
“Ik zie zijn rimpelige hand met vingers die stevig en licht bibberend in een verfrommelde zakdoek knijpen”
En dan zie ik ineens iets in mijn ooghoek. Grijze haren met net als de rest een koptelefoon eroverheen. Het is een man in een rolstoel. Ik zie zijn rimpelige hand met vingers die stevig en licht bibberend in een verfrommelde zakdoek knijpen. Ik zie die hand steeds op en neer gaan naar zijn gezicht. Ook al kan ik het niet horen vanwege mijn koptelefoon, ik kan het wel duidelijk zien. Hij huilt.
Na het stuk zit ik bij hem aan tafel. In navolging van het stuk worden uitgenodigd om na te praten met anderen uit het publiek en bewoners van het tehuis. De man huilt nog steeds. Zijn vrouw woonde hier. Ze is enkele weken geleden overleden. Hij verontschuldigt zich voor zijn verdriet en hoopt dat we het niet vervelend vinden dat we aan zijn tafel zitten. Ik denk dat ik zelfs met alle tijd in de wereld geen woorden kan vinden om het gevoel wat dat bij me op riep te omschrijven.
Choose your battles