Na een tocht van drie uur vanuit de randstad naar de hoofdstad van de gelijknamige provincie komen we, Marloes en Ischa, aan in Groningen.
Het moment dat we uit de warme trein de kou in stappen en de verandering in temperatuur op de huid waargenomen wordt, is de herinnering aan het fysieke lichaam een feit. Als we lopen voelen we het gewicht dat op onze voeten balanceert en de koude lucht die onze lichamen inkomt, kietelt de warme longen. Ik, Ischa, span mijn spieren aan om de trap van het Grand Theatre, waar het Festival Jonge Harten plaatsvindt, te beklimmen en mijn hartslag stijgt iets. Ik, Marloes kom naast Ischa zitten: we zijn er klaar voor.
Als we de zaal binnenkomen staan Jozefien Mombaerts en Joeri Cnapelinckx nonchalant op het toneel, het seintje van de productieleider afwachtend om te kunnen beginnen. De onbekommerdheid die het duo uitstraalt is het antoniem voor de zwaarte van het onderwerp dat ze in de voorstelling aankaarten. Een Pleidooi voor Zelfmoord van KOPERGIETERY & KGBE, lijkt door luchtigheid in de tekst het taboe dat rond zelfdoding hangt aan te willen vliegen.
Tenminste, dat denk ik, Ischa. Want vanaf het moment dat de voorstelling begint maakt een beangstigend gevoel zich van mij meester. Ik stel me het zachte vlees van het lichaam en de zompige consistentie van het brein voor tegenover de harde abruptheid waarmee het lichaam van de enige voorspelbare factor in het leven, de dood, wordt ontdaan. Ik, Marloes, daarentegen, voel vooral verwondering. Verwondering en nieuwsgierigheid naar wat Mombaerts (of het personage, die verhouding is onduidelijk) te zeggen heeft over dit intrigerende onderwerp. Aanvankelijk stond ik niet per se te springen om deze voorstelling te bezoeken. De dood benauwt me regelmatig, maar de toon van de voorstelling heeft dit effect tot dusver bij mij nog niet.
‘Mijn wens voor de dood begon op de leeftijd van zeven jaar’ aldus Mombaerts. De lichtheid en openheid waarmee de tekst wordt gebracht, choqueert mij, Ischa. Zelfs al zegt ze dat ze speelt met fictie en waarheid; dat kan ik hier niet van elkaar onderscheiden. Met mijn levensbagage in het achterhoofd ben ik bezig met het bedenken van fictieve omhulsels van haar woorden om deze te verzachten. ‘Toen ging ik wensen dat ik dood was’ wordt: ‘Toen ging ik wensen dat ik mij niet meer in deze situatie bevond.’ De dood als een metafoor voor de wens voor een abrupte verandering. Na een passage over wie het lichaam moet vinden na een zelfdoding, was het voor mij genoeg. Ik tik Marloes aan en sta op om vervolgens de zaal te verlaten. Maar niet omdat het een slecht stuk was, integendeel.
Ik schrik als Ischa mij aantikt en wegloopt. Gezien het onderwerp van de voorstelling en hetgeen er gezegd is, acht ik de kans groot dat Ischa’s vertrek hier een reactie op is, maar ik zie geen grote paniek. Ik kijk naast me en zie de rest van het gezelschap rustig verder kijken. Moet ik iets doen? Het zaallicht, de voorste rij en de ogen van Mombaerts maken dat ik blijf. Ik merk dat de eerdere mededeling dat Mombaerts met feit en fictie speelt me verwart. Ik begon net in haar vermeende levensverhaal te komen en voelde mijn spieren samentrekken en oren en ogen openen. Echter haalt de feit-fictie mededeling me weg bij mijn lijf en naar mijn hoofd. Ik merk dat ik meer moeite heb met het duiden van het verhaal en er regelmatig uit raak, omdat ik de verhouding tussen Mombaerts en hetgeen gezegd wordt probeer te plaatsen. Ik merk dat ik behoefte heb aan een duidelijke persoonlijke urgentie en een intens meevoelen met een eigen verhaal. Ik ga daar vervolgens weer over nadenken. Is dat niet giftig van mij? Waarom lijk ik die persoonlijke pijn nodig te hebben? Door de code van authenticiteit die Mombaerts neerzet, lukt het me moeilijk haar te laten wegkomen met mogelijke fictie. Ik weet niet of dit een zwakte van de voorstelling, of van mijn eigen denkkader is.
Wanneer ik even later de foyer in stap, ben ik blij als ik zie dat Ischa nog lacht. Zelf ben ik ook weer wat tot rust gekomen. Richting het eind van de voorstelling liet ik het authenticiteits-vraagstuk los en focuste op andere elementen. In het fictieve idee van de ‘stichting voor de vrijwillige dood’, hoorde ik een mooi voorstel voor het anders nadenken over zelfmoord en slaagde de voorstelling er wat mij betreft goed in om op een zachte manier het taboe rond het onderwerp iets af te pellen. Dat oprekken van het denkkader omtrent zelfmoord is wat mij betreft dan ook waar de kracht van de voorstelling ligt.
Na de voorstelling vertel ik, Ischa, aan Mombaerts dat ik erg onder de indruk ben. Ze heeft het voor elkaar gekregen om mij aan het begin van de voorstelling in zo’n greep te nemen dat ik de zaal wel moest verlaten. Ze vertelt over haar wens om te ontsnappen aan de voorstelbaarheid van het leven; de ultieme vrijheid. Dit houdt mij bezig met de vraag of ik een voorspelbaar (en conventioneel) publiek moet zijn of dat ook ik de keuze mag maken om op te staan en mijzelf te bevrijden uit deze situatie. Misschien heb ik hierdoor wel een vergelijkbare hunkering om me, tegen de sociale conventies in, uit een verstikkende situatie te redden als iemand die uit het leven stapt.
Terwijl Ischa nog met Mombaerts aan het praten is het nog net mogelijk om een drankje to go te halen en die boven voor de volgende voorstelling op te drinken (alléén staand, want de horeca sloot in verband met de aangescherpte maatregelen om acht uur). Nadat iedereen langzaam was bijgekomen van Een Pleidooi voor Zelfmoord, openden de deuren van de grote zaal van het Grand Theatre.
In STUK van het danserscollectief 155 werd het lichaam op een hele andere manier centraal gesteld. Van een potlood in de neus steken tot het in disbalans brengen van een aan touwen geketend lichaam. Van het breken van choreografische formaties tot het glibberen op over het toneel uitgegooid sop. Ook mijn lichaam, Ischa’s lichaam, gedraagt zich anders dan tijdens de voorgaande voorstelling. Ik dein mee op de beats van de muziek, lach uitbundig als ook de zaal in vreugdekreten uitbarst en leef mee met de persoonlijke verhalen die verteld worden. Ook ik, Marloes, verhoud mij anders tot mijn lichaam dan tijdens de vorige voorstelling. Net als Ischa dein ik mee met het ritme en gooi ik mijn hoofd in mijn nek van het lachen. De dansers weten het publiek in een uitbundige stemming te brengen en krijgen veel respons.
De ontspannen sfeer die 155 i.s.m. Maas theater en dans neerzet zorgt dat er zeeën aan mogelijkheden ontstaan. Het is bijna niet te voorspellen wat de volgende scène zal inhouden. Het voelt als een collage van scènes waarin de dansers vooral enorm veel plezier met elkaar hebben. Het gelach onderling als iets ogenschijnlijk niet helemaal gaat zoals gepland, draagt hier voor mij, Ischa, aan bij. STUK is een grote speeltuin waarin alles lijkt te kunnen en te mogen. Voor mij, Marloes, blijft het verrassend doordat de dansers, tussen hun platte humor en geestige timing door, soms ineens weer laten zien waar ze dans-technisch toe in staat zijn. Ondanks de danskwaliteiten zijn de jeugdige grapjes, het enorme spelplezier en chemie tussen de dansers de lijm van deze voorstelling.
Toch wordt ons richting het einde van het werk ook de thematiek duidelijk. Gedurende de voorstelling wordt het thema ‘stuk’, het potentieel breken of kapot maken van letterlijk alles en het (fysieke risico dat daarbij komt kijken), ingezet. Uiteindelijk lijkt het dan ook meer te gaan over het nemen van risico’s, het proces, de weg naar het ‘stuk gaan’, dan het uiteindelijke resultaat ervan. Wij zijn het er over eens dat deze uitstekende performers ons meesleuren in het plezier van het feestje dat ze creëren. Door het zware thema uit de voorgaande voorstelling brengt dit speelse tafereel ons, naast een plezierig uur kijken naar dans, ook een sterk gevoel van opluchting en verlichting.
Na het einde van de voorstelling wordt iedereen verzocht om de foyer te verlaten. We lopen de warme hal uit, door een haag van vrolijk, jong, publiek, de met politie gevulde binnenstad in. Door de kou banen we ons een weg naar het station, om ver na middernacht weer thuis te komen. De vele online evenementen en voorstellingen ten tijde van de pandemie, hebben fysiek reizen vaak onnodig gemaakt. Maar om in deze tijd onszelf in een trein naar het noorden te zetten, google maps te moeten gebruiken om de bestemming te vinden en om met een groep vreemden in een theater te kunnen plaatsnemen, is een plezier. Zeker als randstedelingen waarvoor het meeste – normaal gezien – binnen ‘handbereik’ ligt.
Choose your battles